De bicepsspier draagt bij tot de beweeglijkheid van de arm en bevat 2 pezen: de lange en korte bicepspees. De lange bicepspees hecht aan op de bovenzijde van het glenoïd (schouderkom) en loopt over in het labrum, een kraakbeenderige structuur die een stabiliserende functie heeft ter hoogte van het glenoïd. Verder naar onderen toe loopt de lange bicepspees in een groeve (de bicipitale groeve) en wordt hierin gestabiliseerd door een dwarsverlopend ligament (transversaal humeraal ligament).

Bicepspeestendinitis is een ontsteking van de lange bicepspees, de pees die de bicepsspier naar boven verbindt met het schoudergewricht. Zoals elke vorm van tendinitis is de meest voorkomende oorzaak van bicepstendinitis een overbelasting, waarbij irritatie en slijtageprocessen optreden in de peesstructuur. Beschadigd weefsel in de pees kan hierbij niet tijdig recupereren of herstellen en dit leidt tot een chronische ontsteking. Indien dit lang blijft duren kan dit leiden tot een belangrijke verzwakking van de pees en uiteindelijk zelfs een peesscheur tot gevolg hebben.

Oorzaken

Het kan ofwel geleidelijk aan optreden ten gevolge van slijtageprocessen (atraumatisch), ofwel plots beginnen na een direct trauma (traumatisch). Bicepstendinitis kan zowel geïsoleerd optreden, als in combinatie met andere schouderpathologieën, zoals ‘rotator cuff'-scheuren, impingement en instabiliteit.

De meest voorkomende oorzaak van bicepstendinitis is een overbelasting na sport -of arbeidsactiviteiten waarbij frequente en repetitieve bewegingen nodig zijn, voornamelijk in de richting boven het hoofd. De bicepspees zorgt immers op het einde van de werpbeweging voor de vertraging van de arm. Sporters die werpen, zwemmen of met een racket zwaaien, lopen daardoor het grootste risico. Wanneer deze overbelasting blijft aanhouden kan dit soms uitmonden in een ruptuur van de bicepspees.

Een direct trauma, zoals een val recht op de schouder, kan echter hetzelfde ziektebeeld geven.

Bij jongere patiënten is het echter vaker de aanhechting van de bicepspees aan het glenoïd (schouderkom) die wordt losgetrokken eerder dan het scheuren van de pees (zogenoemd SLAP-letsel).

Symptomen

Symptomen

Patiënten voelen gewoonlijk een diepe, scherpe pijn ter hoogte van de voorzijde en de bovenzijde van de schouder. De pijn kan uitstralen naar de voorzijde van de bovenarm, volgens het verloop van de biceps. De pijn neemt toe met bewegingen boven het hoofd en vermindert bij rust. De arm kan zwak aanvoelen wanneer men tracht de elleboog te plooien of te draaien met de handpalm naar boven (dit is "supinatie"). Een krakend of blokkerend gevoel ter hoogte van de bovenzijde van de biceps kan een teken zijn van een scheur van het transversaal humeraal ligament, met subluxatie van de bicepspees tot gevolg. Ook het naar binnen draaien van de bovenarm kan dan verzwakt zijn door de pijn aan het onderliggende subscapularis pees.

Bij het scheuren van de pees herinneren patiënten soms een ‘krak' gehoord of gevoeld te hebben, onmiddellijk gevolgd door een scherpe pijn. Nadien kan een blauwe plek verschijnen in het midden van de bovenarm. Daarbij kan zich een zichtbare, balvormige zwelling vormen, vooral bij de jongere patiënten na een traumatische ruptuur. Deze spierbal wordt ook wel eens een ‘Popeye-spier' genoemd. Dit geeft soms een storend esthetisch letsel.

Uiteindelijk kan er een matige krachtsvermindering blijven bestaan voor het roteren van de voorarm met de arm naar boven (supinatie) en in mindere mate voor het plooien van de elleboog.

Diagnose

De diagnose van een bicepspeestendinitis en ruptuur wordt gesteld op basis van symptomen, een klinisch onderzoek en eventueel technische onderzoeken.

Een echografie is het gemakkelijkste en goedkoopste onderzoek om dit vast te stellen. Eventueel kan een magnetisch resonantieonderzoek (MRI) de definitieve diagnose bevestigen en/of het verschil vaststellen tussen een tendinitis, gedeeltelijke of volledige scheur. Geassocieerde pathologie kan dan gelijktijdig opgespoord worden.

Behandeling algemeen

Conservatief

In principe is de behandeling in eerste fase conservatief, d.w.z. niet-operatief. In het begin is relatieve rust, gecombineerd met tijdelijk vermijden van intensieve sport- of arbeidsactiviteiten noodzakelijk. Daarenboven kan de combinatie van een ontstekingsremmende medicatie met kinesitherapie nuttig zijn. Deze therapieën beogen een afremming van de ontsteking zodat de pijn vermindert, alsook het behouden of terugwinnen van de normale beweeglijkheid van het schoudergewricht. De kinesitherapie bestaat uit verschillende behandelingssessies met ontstekingsremmend effect en uit mobiliteitsoefeningen om stijfheid te voorkomen, gevolgd door tonificaties van de spieren ter versteviging van de schoudergordelmusculatuur. Als de symptomen blijven aanslepen of erg uitgesproken zijn, kan in zeldzame gevallen een inspuiting met een cortisone-preparaat rondom de pees of in het gewricht ( intra-articulair) worden toegediend. Toch dient hiermee zeer voorzichtig omgesprongen worden, aangezien het de bicepspees zelf kan verzwakken en uiteindelijk kan leiden tot een volledige scheur.

Ingreep

Indien deze conservatieve maatregelen niet het gewenste resultaat opleveren, of indien er een geassocieerde pathologie bestaat, kan het toch zijn dat operatieve methoden aangewend moeten worden.

Bicepstenotomie of Bicepstenodese

Als tijdens de operatie blijkt dat de pees erg verzwakt, geluxeerd of ziek is ten gevolge van ontsteking of scheurtjes, kan de chirurg beslissen om de pees in zijn groeve vast te leggen (tenodese) of ze door te snijden (tenotomie) (zie ook: bicepspeesscheur). Dit laatste wordt eerder toegepast bij oudere patiënten, terwijl de tenodese ("vastleggen van de pees") eerder wordt uitgevoerd bij de jongere, actieve patiënt en/of wanneer de pees uit de goot luxeert (bicepsinstabiliteit). De pees wordt dan, indien nodig, eerst nog doorgesneden ter hoogte van zijn aanhechting om dan vervolgens via open of artroscopische technieken met behulp van een botanker en hechtingsdraad iets lager in zijn oorspronkelijke groeve vast te leggen.

Revalidatie

In een eerste fase zal gewerkt worden op pijnvermindering en herwinnen van de passieve beweeglijkheid, met passieve mobilisatieoefeningen. Pas na 2 tot 4 weken wordt gestart met actieve oefeningen voor de bicepspees. Het zijn vooral isometrische spieroefeningen waarbij de bicepsspier wordt getraind zonder stress te zetten op de bicepspees zelf.

In totaal kan 6 tot 8 weken kinesitherapie nodig zijn en gewoonlijk duurt het 3 tot 4 maanden alvorens men kan terugkeren naar vroegere sport- en arbeidsactiviteiten

Onderzoeken

No items found.

Behandelingen

No items found.

Video

PDF bestanden
No items found.